Op maandagochtend uit de nachtdienst komen en dinsdagochtend een vroege dienst werken. Wat gezond is, verschilt van persoon tot persoon en ook van (tijdelijke) omstandigheden in het leven.

Er zijn vroege vogels die gedijen op strak vier tot vijf ochtenddiensten achter elkaar. Er zijn nachtwachten die liever ook geen middagdiensten willen werken. Er zijn mensen die gedijen op om de dag een dienst. Zoals er ook mensen zijn die alle diensten kunnen en willen werken zolang ze maar niet de combinatie ’s-ochtends-uit-de-nachtdienst-komen-met-de-volgende-dag-een-vroege-dienst krijgen. 

Gezonde werkritmes houden zoveel mogelijk rekening met waar, wanneer, en in wat voor werk iedereen tot zijn recht komt. Waardoor minder verloop, minder verzuim en een grotere betrokkenheid.

En dan is er nog het hier en nu. Van een plotseling overlijden tot onverwacht verrast worden met een lang weekend weg.

Bereid zijn (snel) te schakelen wanneer een collega (onverwacht) verstek laat gaan, biedt ruimte een extra stap te zetten of werk anders te organiseren.

Dankzij alle wensen, noden en omstandigheden van mensen komt een rooster rond.