Wanneer ik vraag op tijd te zijn,

ben ik… op tijd.


De eerste keer zijn er misschien maar drie op tijd.
Niet zeuren, niets over zeggen, deal with it, focus op degenen die wel op tijd zijn, beginnen, door.

De tweede keer zijn er tien op tijd.

De derde keer is er één te laat die dat al had gemeld.

En op een gegeven moment kunnen we vanuit dit onderdeel gewoon op elkaar rekenen.


Zonder ‘gepraat’, regels benadrukken of verwijten.

Wel door alert op mijn eigen gedrag te zijn. Wat ik zelf doe, laat en of zeg.

Eigen gedrag, ook in dit soort dingen, blijkt zelfs waardevol te zijn voor zaken waar je later tegen aanloopt.